Autofiscaliteit kritisch doorgelicht
Bedenkingen bij de auto- en vervoersfiscaliteit door Maurice De Mey en Yves Verdingh
Een fiscaal interessante verloningsvorm voor de ene, de bron van alle verkeersproblemen en luchtvervuiling voor de andere: bedrijfs- en salariswagens laten niemand onberoerd. De laatste jaren probeerde de overheid met het mobiliteitsbudget in te zetten op alternatieven. En vanaf 1 januari 2026 zijn alleen nog bedrijfswagens die geen CO2 uitstoten, fiscaal aftrekbaar. Nu al zijn er gunstmaatregelen voor elektrische wagens en laadpalen. Zullen die fiscale maatregelen ook leiden tot een ‘groenere’ mobiliteit? Maurice De Mey, docent aan de Fiscale Hogeschool, en Yves Verdingh, Head of Tax bij BNP Paribas Fortis, werpen een kritische blik op deze prangende materie.
Geen risico op oversubsidiëring elektrische bedrijfswagens
Bestaat bij de fiscaal voordelige behandeling van elektrische wagens en laadpalen voor bedrijven het risico op ‘oversubsidiëren’, zoals met de zonnepanelen het geval is geweest?
Maurice De Mey: Het risico op ‘oversubsidiëring’ is mijns inziens onbestaande. Volgt u even mee. Om de elektrische wagen versneld ingang te doen vinden in het Belgisch wagenpark, heeft de overheid een, door sommigen verguisd, uniek Belgisch fenomeen ingeschakeld: de bedrijfs- en/of salariswagen. Gelet op de niet onbelangrijke vraag naar jaarlijks enkele duizenden bedrijfs- en/of salariswagens en hun snelle doorstroming (3 à 5 jaar) naar de tweedehandsmarkt, zal de prijs van elektrische wagens snel dalen. Zo wordt dit type wagen makkelijker toegankelijk voor de particulier zonder bedrijfs- en/of salariswagen.
De overheid bevordert de elektrificatie van bedrijfs- en/of salariswagens door te zalven en te slaan.
In de eerste plaats wordt voor de vanaf 1 januari 2026 gekochte, geleasede of gehuurde bedrijfswagen die CO2 uitstoot, geen enkele fiscale aftrek meer voorzien. Dat ligt bij de Belgische belastingbetaler toch wel bijzonder gevoelig …
Als alternatief of compensatie voor deze sterk verzwaarde autofiscaliteit worden met ingang van 1 september 2021 allerlei tijdelijke degressieve fiscale voordelen voorzien. En dat zowel bij de verwerving en het gebruik van de elektrische bedrijfswagen als bij de installatie van laadpalen. Door die tijdelijkheid en die degressiviteit is er volgens mij dus geen sprake mogelijk van ‘oversubsidiëring’.
De fouten die destijds zowel door de federale als de gewestelijke overheden gemaakt werden voor zonnepanelen, worden hier (gelukkig) niet herhaald. Op federaal vlak golden voor zonnepanelen hoge belastingverminderingen en belastingkredieten die niet eens geografisch beperkt en dus wereldwijd van toepassing waren. Ik verwijs ook naar de groene leningen waarvoor de (weliswaar beperkte) fiscale voordelen nog jaren zullen aanslepen als gevolg van een ongelukkig opgestelde wettekst. Op gewestelijk niveau waren er de belachelijk hoge groene stroomcertificaten en de terugdraaiende tellers. In het begin mochten eigenaars zelfs gratis gebruik maken van het stroomnet voor de geleverde elektriciteit.
Yves Verdingh: De vraag die zich wel stelt bij het einde van de fiscale aftrekbaarheid van wagens op fossiele brandstoffen, is wat de impact op de overheidsfinanciën zal zijn. De accijnzen op benzine en diesel brengen de overheid namelijk elk jaar miljarden op.
“Door de tijdelijkheid en de degressiviteit van de fiscale gunstmaatregelen is er mijns inziens geen risico op oversubsidiëring van elektrische wagens.” – Maurice De Mey
Mobiliteitsbudget ontspoord?
Gaan de fiscale gunstmaatregelen voor elektrische bedrijfswagens ten koste van bijvoorbeeld de fiets of het openbaar vervoer?
Maurice De Mey: Bij de definitie van ‘fiets’ mag men zich niet beperken tot een ‘normale’ al dan niet elektrische fiets: ook koersfietsen, mountainbikes, speed pedelecs enzovoort zijn geviseerd.
Zowel het fietsgebruik als het gebruik van zowel het openbaar als het privaat georganiseerd openbaar vervoer voor woon-werkverkeer zijn de lievelingen van de fiscale wetgever. Die stelt namelijk een wettelijke of de facto 100% belastingvrije vergoeding in, betaald door de werkgever of vennootschap. Dat die vrijgestelde vergoedingen bovenop de (per definitie niet te verantwoorden) forfaitaire beroepskosten komen, maakt duidelijk welk vervoermiddel de voorkeur van de wetgever geniet. Het feit dat het mobiliteitsbudget aangewend mag worden voor pure privéreizen van de belastingplichtige en zijn gezinsleden met het gemeenschappelijk openbaar vervoer, bevestigt die voorkeur.
Voor de bedrijfsfiets geldt geen voordeel van alle aard, ook niet voor het eventuele privégebruik van deze fiets, zolang die fiets maar gebruikt wordt voor het woon-werkverkeer (wat normaliter eveneens, en terecht, als een privéuitgave beschouwd wordt). Zelfs indien men de werkelijke beroepskosten voor de fiets bewijst, dan nog blijven de gekregen vergoedingen onbelast, wat bij autogebruik niet het geval is.
Hoe beoordelen jullie het mobiliteitsbudget?
Maurice De Mey: Het mobiliteitsbudget vertrekt steeds van het budget van een bestaande bedrijfs- en/of salariswagen of het bestaand ‘recht op een’ bedrijfs- en/of salariswagen. In de eerste pijler kan dan gekozen worden voor een milieuvriendelijkere bedrijfs- en/of salariswagen die weliswaar aan een aantal strenge voorwaarden moet voldoen. Maar zolang het mobiliteitsbudget een staaltje van de typisch Belgische fiscale koterij blijft en met zijn overdadige administratieve lasten elke welwillige werkgever ontmoedigt, zal dit systeem weinig succes hebben.
Yves Verdingh: “In grote ondernemingen maakt flexibiliteit in de keuze van het vervoersmiddel reeds deel uit van het cafetariaplan, waardoor het mobiliteitsbudget dus niet interessant is”
“Het mobiliteitsbudget is een staaltje van de typisch Belgische fiscale koterij en ontmoedigt werkgevers met zijn overdadige administratieve lasten.” – Maurice De Mey
Het goede voorbeeld
Tot slot: welke evoluties voorspellen jullie nog op vlak van mobiliteit en fiscaliteit?
Maurice De Mey: De mobiliteit aangedreven door fossiele brandstoffen zal op termijn verdwijnen of voor de bevolking onbetaalbaar worden door de vele heffingen die in het verschiet liggen.
Yves Verdingh: Het staat inderdaad in de sterren geschreven dat motoren met fossiele brandstoffen zullen verdwijnen, alleen is de vraag op welke termijn. Opdat particulieren de omslag zouden maken, moeten er meer en goedkopere modellen op de markt komen.
Maurice De Mey: Zolang de overheden zelf niet het goede voorbeeld geven – bijvoorbeeld door hun wagenpark te elektrificeren of hun zwaar vervoer zoals bussen, vuilnis- of andere vrachtwagens op waterstof of elektriciteit te doen rijden –, zal de bevolking via een of andere vorm van fiscaliteit aangemoedigd moeten worden om het wel te doen.
Ook de vereiste van de federale overheid om enkel groene stroom te gebruiken opdat laadpalen een fiscaal gunstregime zouden kunnen genieten, is niet bepaald consequent, als u weet dat diezelfde federale overheid maximaal inzet op de productie van allesbehalve groene stroom via haar geliefde gasgestookte elektriciteitscentrales. Hier is snel een oplossing nodig.
Disclaimer: Deze tekst bevat de mening van de sprekers, die niet noodzakelijk overeenkomt met die van Wolters Kluwer.
Auteurs Maurice De Mey en Yves Verdingh
Maurice De Mey is belastingconsulent en docent aan de Fiscale Hogeschool. Hij is auteur van tal van werken op het vlak van (personen)belastingen.
Yves Verdingh is Head of Tax bij BNP Paribas Fortis, auteur van verschillende werken op het gebied van vennootschapsbelasting en professor aan de Fiscale Hogeschool.