Huishoudelijke of niet-huishoudelijke installaties in het Boek 1 van het nieuwe AREI 2020
Gevolgen voor de voorschriften en de periodiciteit van de controles
Auteur: Vinçotte
Het feit dat een elektrische installatie als huishoudelijk of niet-huishoudelijk wordt beschouwd, heeft belangrijke gevolgen voor de voorschriften en de periodiciteit van de controles. Daarom is het van belang om een duidelijk onderscheid te maken tussen de twee. Het AREI 2020 biedt op dit vlak een aanzienlijke vereenvoudiging ten opzichte van het oude AREI.
Basisprincipe
Het onderscheid tussen huishoudelijke en niet-huishoudelijke installaties is eenvoudiger geworden.[1]
Onder huishoudelijke installatie wordt verstaan:
Type installatie |
Voorbeelden |
Wooneenheden |
Huizen, appartementen, … |
Gemeenschappelijke delen van een residentieel geheel |
Gemeenschappelijke gangen, parkings, meterlokalen, … |
Installaties voor de productie van energie die een wooneenheid of de gemeenschappelijke delen van een residentieel geheel bedienen |
Fotovoltaïsche installaties, windturbines, … |
Onder niet-huishoudelijke installatie wordt verstaan: iedere andere installatie die niet in bovenstaande tabel beschreven staat.
Technische lokalen in woongebouwen die als niet-huishoudelijk worden beschouwd
Opgelet: er is één uitzondering waarmee rekening moet worden gehouden. In tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, worden sommige technische lokalen in woongebouwen of residentiële gehelen niet als huishoudelijke installaties, maar als niet-huishoudelijke installaties beschouwd.
Het gaat om lokalen die specifiek zijn aan het technisch beheer van het residentieel geheel, zoals de stookplaats, liftinstallaties enz. Deze technische lokalen worden dus beschouwd als niet-huishoudelijke installaties, ook al bevinden ze zich in woongebouwen of residentiële gehelen.
Periodiciteit van de controles: strengere regels voor niet-huishoudelijke installaties
Het feit dat een elektrische installatie als huishoudelijk of niet-huishoudelijk wordt beschouwd, heeft vooral gevolgen voor de voorschriften en de periodiciteit van de controles.[2]
Niet-huishoudelijke elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning moeten minimaal om de 5 jaar worden gekeurd, terwijl de periodieke keuring voor huishoudelijke installaties om de 25 jaar moet gebeuren.
Voor niet-huishoudelijke elektrische installaties in ontploffingsgevaarlijke zones is deze termijn zelfs teruggebracht tot één jaar.
Daarnaast bestaan er ook specifieke verplichtingen en afwijkende keuringstermijnen voor verplaatsbare, mobiele of tijdelijke installaties (zoals werfinstallaties, enz.). Voor meer informatie over de periodiciteit van controlebezoeken voor elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning, verwijzen we naar afdeling 6.5.2. van Boek 1 van het nieuwe AREI.
Voor wat betreft de bijkomende gevolgen van het AREI 2020 voor niet-huishoudelijke installaties, en zonder in te gaan op de details van de technische voorschriften, kunnen we bijvoorbeeld melding maken van de documentatieaspecten en het dossier van de elektrische installatie.[3]
Zo is er bijvoorbeeld een situatieplan vereist voor elke nieuwe elektrische installatie. Daarnaast moet er, indien van toepassing, een lijst van de evacuatiewegen en moeilijk evacueerbare ruimten worden opgesteld, alsmede een evacuatieplan waarop de evacuatiewegen zijn aangegeven. De stroombaanschema’s of hun bijlagen moeten alle gegevens bevatten die nodig zijn om de conformiteit van de elektrische installaties te controleren. In vergelijking met het oude AREI is deze lijst nu veel duidelijker, maar ook uitgebreider. Zo moeten bijvoorbeeld de te verwachten kortsluitstromen aan de oorsprong van de installatie en ter hoogte van elk schakel- en verdeelbord, de kenmerken van de bronnen (alternatoren, transformatoren, omvormers …) enz. worden weergegeven.
Vereenvoudiging van de criteria in het AREI 2020
Voor nieuwe elektrische installaties is de keuze voor bepaalde beschermingsmaatregelen niet meer noodzakelijk afhankelijk van de aanwezigheid van personeel met een arbeidsovereenkomst of van de bekwaamheid van personen, zoals gewaarschuwd (BA4) of vakbekwaam (BA5) personeel, waar dat wel het geval was in het oude AREI.
De filosofie en de criteria zijn dus anders (lees: eenvoudiger) dan in de artikelen 86, 87, 88 en volgende van het oude AREI. Het volstaat de tabel te raadplegen (rekening houdend met het specifieke geval van technische lokalen) om onderscheid te maken tussen huishoudelijke en niet-huishoudelijke installaties en de daaraan verbonden voorschriften en keuringstermijnen.
Vanaf welke datum?
Deze nieuwe definitie van huishoudelijk en niet-huishoudelijk is sinds 1 juni 2020 van toepassing op alle elektrische installaties.
[1] Zie AREI Boek 1, Hoofdstuk 2.2. Kenmerken van de installatie, Onderafdeling 2.2.1.1.
[2] Zie AREI Boek 1. Deel 6. Controles van de installaties, Afdeling 6.5.2. Periodiciteit van de controlebezoeken.
[3] Zie AREI Boek 1. Afdeling 3.1.2. Schema's, plannen en documenten van elektrische installaties en Afdeling 9.1.1. Plichten van de eigenaar, beheerder of uitbater in niet-huishoudelijke elektrische installaties.
Het KB tot vaststelling van het nieuwe AREI. De volledige tekst van Boek 1: Elektrische installaties op laagspanning en op zeer lage spanning (wisselspanning ≤ 1000 V en gelijkspanning met en zonder rimpel ≤ 1500 V); De concordantietabellen tussen het oude en het nieuwe AREI (Laagspanning).
Het KB tot vaststelling van het nieuwe AREI.De volledige tekst van Boek 2: Hoogspanning.De concordantietabellen tussen het oude en het nieuwe AREI (Hoogspanning).
Het KB tot vaststelling van het nieuwe AREI. De volledige tekst van Boek 3: Installaties voor transmissie en distributie van elektrische energie (netbeheerders). De concordantietabellen tussen het oude en het nieuwe AREI (Transmissie en distributie).
Handige editie, in 3 apart consulteerbare boeken, in co-editie met het keuringsorganisme Vinçotte. Met concordantietabellen oud/nieuw en nieuw/oud. Opgedeeld in 3 boeken: Laagspanning, Hoogspanning, Transmissie en distributie.